Van Gogh Museum | Van Gogh en Japan

Japan is hot en happening, zowel in de tijd van Van Gogh als nu. Wij duiken even de geschiedenis om het Japonisme uit te leggen en waar de liefde van Van Gogh voor Japan vandaan komt te bespreken.

Door: Marijke Phoa
Hoofdfoto: Utagawa Kunisade, Alle favorieten samen in volle glorie (drie van een vijfluik), 1858.

Van Gogh en Japan
23 mrt 2018 – 24 jun 2018
Van Gogh Museum

Japan is hot! Het Van Gogh Museum opende vorige week haar Van Gogh & Japan tentoonstelling, eind dit jaar komt Jasper Krabbé in museum de Fundatie met een show vol ‘Japanse’ werken, FOAM heeft in het najaar een tentoonstelling van Japanse fotograaf Masahisa Fukasa en ook zijn er meerdere kleinere tentoonstellingen en galerieën te vinden die dit jaar Japanse kunstenaars in de spotlight zetten zoals de Japanese Salon in Bussum of BorzoGallery in Amsterdam. Maken we een Neo-Japonisme mee ? Wie weet. Voor nu concentreren we ons even op de tentoonstelling Van Gogh en Japan, en wat daartoe aan vooraf ging.


Diverse kunstenaars

In 1858 werd tussen Frankrijk en Japan een handelsverdrag getekend die de rechtstreekse import van goederen zou betekenen. Ineens waren spullen uit Japan betaalbaarder voor de (alsnog wat rijkere) burger en waren de spullen die ze konden kopen niet meer afhankelijk van andere landen (zoals Nederland) en diens keuzes aan import (voornamelijk lakwerk en porselein). De inzendingen van Japan voor de wereldtentoonstelling uit 1967 in Parijs trok dan ook een enorme belangstelling en Japan werd een enorme trend. Deze fascinatie voor Japan, en de neiging om spullen gemaakt in het Westen meer Japans te doen lijken kreeg in 1872 voor het eerst een naam: Japonisme. Denk bij dit fenomeen aan dames die afgebeeld worden in kimono’s, of bloemstukken (schilderijen van bloemen) die met parelmoer zijn afgewerkt. Want alles wat Japans leek, verkocht goed.


Vincent van Gogh, Courtisane, 1887

Hoewel Nederland al daarvoor regelmatig collecties Japanse kunst tentoonstelde, was het pas in Parijs dat ook Vincent van Gogh bevangen werd door de ‘nieuwste rage’. Hij begon prenten te verzamelen – een verzameling die maar liefst op zou lopen tot 660 exemplaren! Het oorspronkelijke doel was om de prenten te verhandelen aan andere kunstenaars. Veel kunstenaars verwerkten ze namelijk in hun eigen schilderijen, maar de verkoop ging niet zoals hij gewenst had. Mogelijk omdat het aanbod te groot was? Zo verzuchtte de kunstenaar George Auriol in 1888 dat de Japanrage wel over zijn hoogtepunt heen was want ‘iedereen heeft het al.’ Dat wil niet zeggen dat Van Gogh niet probeerde ook in zijn eigen werk een slaatje te slaan uit deze craze. Zijn Courtisane  (1887) en Bloeiende Pruimenboomgaard (1887), zijn bijvoorbeeld inhoudelijk gekopieerd van Japanse prenten. Maar ook schilderde hij bloemstukken in een Japanse ‘stijl’. 

Curator van de tentoonstelling Nienke Bakker stelde in ieder geval voor dat het een mogelijkheid was dat juist omdat hij de prints niet kwijt kon, Van Gogh geïnspireerd raakte om – naast de prints te verwerken in zijn schilderijen voor de markt – hij ook wat meer onder de indruk raakte van de stijlelementen van Japanse schilders op artistiek niveau. Zo speelt Van Gogh – ook nadat  hij naar het zuiden van Frankrijk verhuisd – meer met het perspectief, gebruikte hij meer diagonale lijnen en koos hij ook voor felle kleuren in plaats van natuurgetrouwe kleuren. In de tentoonstelling worden de mogelijke inspiratiebronnen naast de werken van Van Gogh gehangen zodat je zelf de gelijkenissen kunt onderzoeken.


Voorgrond: Katsushika Hokusai, ongetitelde prentenserie bekend als Grote Bloemen, 1833-1834; Achtergrond: Vincent van Gogh, Amandelbloesem, 1890.

In het geval van de Amandelbloesem schilderde hij bijvoorbeeld de boom van onderaf, zodat je tegen de lucht aankijkt. Eenzelfde soort perspectief zie je ook bij de Grote Bloemen prentenserie van Hokusai en kom je juist niet vaak tegen in de Westerse schilderkunst. Van Gogh maakte dit werk voor zijn broer Theo, ter gelegenheid van de geboorte van zijn neefje en naamgenoot Vincent Willem. Aangezien het dus niet gemaakt was voor de verkoop, hoefde Van Gogh er niet persé iets Japans in te gooien. Dat hij het toch gedaan heeft doet zijn waardering voor de Japanse stijlelementen om hun kunstzinnige eigenschappen blijken, los van eventueel economisch gewin.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *